21 tips voor het feedervissen

Het vissen met het feederhengel is tegenwoordig wellicht nog populairder dan het vissen met de vaste hengel. Hoewel de techniek van het feedervissen inmiddels niet meer nieuw is, stappen er nog steeds vissers over van de vaste stok naar de feederhengel. De reden hiervoor erg logisch; de vangkansen zijn veelal hoger en je kunt er mee op plekken vissen waar je met de vaste stok nooit kunt bereiken. In dit artikel leggen we je eerst kort uit wat het feedervissen nou precies inhoudt zodat het duidelijk is waar we het over hebben. Daarna geven we je maarliefst 21 tips die er voor zullen zorgen dat je meer vis zult vangen! De tips staan in willekeurige volgorde dus zorg er voor dat je er geen een overslaat.

Wat is feedervissen precies

Feederen betekent in het Engels voeren en slaat op de gebruikte techniek. Net zoals bij andere vormen van witvissen wordt er op de plek waar je met je haakmontage ligt gevoerd. Bij het vissen met de vaste stok doe je dit door met een cupping kit, katapult of met losse ballen voer rondom je visstek te werpen om zo vis naar de stek te lokken. Bij het feedervissen werp je steeds op dezelfde stek in met een korf die gevuld is met feedervoer. Hierdoor ontstaat er een voerplek waar vis op afkomt. Omdat je met een voerkorf erg ver kunt werpen worden er veel plekken in het water bereikbaar om te vissen. Wil je meer informatie over de techniek van het feedervissen, lees dan onze uitleg op onze categoriepagina feederen.

Tip 1: Gebruik de juiste voerkorf

Net zoals je bij het vissen met een dobber verschillende soorten dobbervormen hebt die afhankelijk zijn van de situatie, geldt dat voor het feedervissen ook. De vorm van de voerkorf is erg bepalend voor hoe makkelijk en snel het voer uit de korf kan komen. Vis je op een water met sterke stroming zoals een rivier, dan zal een open korf te snel leeglopen. en van je stek verdwijnen. Vis je daarintegen met een dichte korf op stilstaand water dan zal het voer er na 10 minuten nog steeds inzitten. Het is daarom erg belangrijk dat je de juiste korf gebruikt die passend is op het water waarop je vist.

Er zijn voerkorven die vrijwel helemaal open zijn zoals speedkorven (maas) en korven die bijna helemaal dicht zitten. Daarnaast zit er nog van alles tussen in. Des te sterker de stroming is, des te dichter de voerkorf mag zijn. Daarnaast zijn er nog voerkorven met ankers die voorkomen dat je korf over de bodem gaat rollen. Ook het gewicht van de voerkorf is belangrijk. Je hebt enig gewicht nodig om ver te kunnen werpen en hem bij sterke stroming op de bodem te houden. Maar als er geen stroming is en als je niet ver hoeft te werpen, kun je beter een lichte voerkorf gebruiken.

Tip 2: Maak gebruik van je lijnclip

Op de meeste spoelen van vismolens zit een lijnclip gemonteerd waar je je lijn achter kunt haken om hem vast te zetten. Bij feedermolens is deze lijnclip vaak geveerd. Dit biedt je de mogelijkheid om na het inwerpen je lijn achter de lijnclip vast te zetten waardoor er bij de volgende worp niet meer lijn afgenomen kan worden dan dat je de eerste keer hebt afgenomen. Je hoeft dan alleen nog maar naar de zelfde plek te werpen en je zult exact op dezelfde plek (je voerplek!) inwerpen. Lees er meer over in dit blogartikel

Tip 3: Varieer in grondvoer

Het grondvoer is het lokvoer dat de vis naar je stek moet lokken. Dat je gebruik maakt van de juiste soort is daarom dan ook erg belangrijk. Afhankelijk van de grondstoffen die er gebruikt zijn heeft het grondvoer een lichte of juist donkere kleur. Het meeste water heeft een bodem met een donkere kleur waarop een lichte kleur grondvoer dus goed zichtbaar is.

Vis je echter op een water met een zanderige, lichte bodem, dan raden we je aan om een grondvoer te gebruiken daar wat meer contrast op geeft zoals zwart of juist een \"vreemde\" kleur zoals groen.

Witvis is ten alle tijde voorzichtig en tijdens het azen zijn ze erg kwetsbaar. Als de hele bodem donker is maar jouw voerplek is licht, dan steekt de vis die daar aan het azen erg af tegen de achtergrond en vallen ze veel meer op. Vissen houden er van om beschutting te hebben en zullen zich veel minder snel boven een dergelijke stek begeven als de rest van de ondergrond een andere kleur heeft. Dit geldt andersom ook. Probeer de kleur van je voer daarom zo veel mogelijk af te stemmen op de kleur van de bodem van het water.

Tip 4: Zet je hengel parralel aan de oever

Bij de meeste visserijen zoals het karpervissen of het vissen met een vaste hengel heb je de hengelpunt gericht staan naar de visstek. De hengel staat daarbij dus haaks op het water. Bij het feedervissen raden we juist aan om je hengel parallel aan de oever te zetten en de lijn haaks op het water te zetten. Hierdoor gaat de volledige beweging van de lijn naar de buiging van je top. Omdat je top je beetindiciatie is (ze zijn niet voor niets felgekleurd), wil je hier zelfs de kleinste beweging direct in kunnen zien. Wanneer je vislijn recht uit je hengel loopt zou je top zelfs helemaal niet buigen. Je kunt je hengel schuin omhoog zetten waardoor de top wat naar beneden buigt waarover later meer (tip 20), maar zijwaarts is niet alleen nog veel secuurder maar het is ook veel makkelijker aanslaan.

Tip 5: Varieer van onderlijnlengte

Zoals je wellicht al hebt gezien zijn er tal van verschillende lengtes feederonlijnen te koop. Ze variëren van 20 centimeter tot meer dan een meter. De lengte die je het beste kunt gebruiken is erg afhankelijk van de gretigheid van de vis. Soms aast de vis erg voorzichtig en bijten ze niet snel door, andere keren zijn ze super gulzig en slikken ze haak ver in.

Wanneer je vaak te laat bent met aanslaan en je veel vis mist, dan kun je de onderlijn beter wat langer maken. De vis is dan erg voorzichtig en voelt ie de weerstand te snel waardoor de vis niet doorbijt. Heb je daarentegen veel diepgeslikte haken, dan is de vis te gulzig en kun je beter een wat kortere onderlijn gebruiken zodat de vis eerder gehaakt wordt.

Tip 6: Gebruik gevlochten lijn

Geen gevlochten lijn heeft veel voordelen ten opzichte van een nylon lijn. Zo zit er geen rek in en wordt iedere milimeter lijn die de vis trekt direct doorgegeven aan de top. Bij het gebruik van nylon zal de rek meer opvangen waardoor je minder snel ziet wat er gebeurt. Ook is een gevlochten lijn dunner waardoor stroming minder grip heeft op je lijn. Het gebruik van gevlochten lijn raden wij dan ook zeker aan bij het feedervissen. Met name wanneer er in stromend water of op grote afstand wordt gevist levert dit veel voordeel op. Wel raden we aan een nylon voorslag te gebruiken van ongeveer tweemaal je hengellengte om toch enige vorm van demping te creëren. Dit is een stuk nylon dat je tussen je hoofdlijn en de onderlijn zet. Vergeet niet dat het aanslaan maar minimaal hoef te gebeuren omdat er bij deze methode geen rek in de lijn zit. Zou je aanslaan zoals je bij nylon doet, dan sla je geheid de haak uit de bek van de vis. Zie ook ons aparte blogartikel Vislijn voor het feederen

Tip 7: Probeer de method feeder

In opvolging van het gewone feedervissen hebben veel witvisser de method feederij ontdekt. Bij deze vorm van feedervissen wordt er een zelfhaaksysteem gebruikt waarbij de vis zich haakt op het gewicht van de voerkorf. De techniek lijkt erg veel op het karpervissen waarbij er aas op een zogenaamde hair gezet wordt. Dit is een lijn die aan de haak gemaakt wordt. De vis zuigt het aas op inclusief de haak. Voelt dan de weerstand van de voerkorf en blaast het geheel weer uit waarna de haak precies in de lip zal prikken. Het grote voordeel van deze manier van feedervissen is dat je het aas niet op de haak hoeft te zetten en het aas dus veel groter kan zijn. Dit betekent dat kleine vis zoals gondels of kleine voorn het niet zal aanraken en je dus veel gerichter vist op grote vis als grote brasem en karper. Met name op water met veel kleine vis kan dit een groot voordeel opleveren. Lees meer op onze pagina method feeder of ons artikel over de method feederhengel.

Tip 8: Gebruik een echte feedermolen

Nog te vaak zien we vissers die aan het feedervissen zijn met een ongeschikte molen zoals een kleine spinmolen of juist een grote strandmolen. Een spinmolen in de maat 3000 of 4000 is wat betreft maat wel goed, maar niet wat betreft ontwerp. Een echte feedermolen heeft namelijk een speciale longcast spoel waardoor je er verder mee kunt werpen en een extra sterke as die het gewicht van de voerkorf aankan. Ook hebben lang niet alle spinmolens genoeg lijncapaciteit om genoeg lijn op te kunnen spoelen omdat je met een roofvissen lang niet zo ver werpt. Tenslotte hebben ze vaak een lagere inhaalsnelheid dan feedermolens waardoor je niet zo snel kunt binnenhalen. Bij strandmolens heb je hier geen last van maar deze zijn vaak weer onnodig zwaar. Deze kun je op z\'n hoogst gebruiken bij extreem zware feederhengels.

Ons advies is dan ook om een echte feedermolen te kopen. Een bijkomend voordeel is dat deze vaak een geveerde lijnclip hebben (zie tip 2).

Tip 9: Vis op een talud

Vis houdt zich graag op bij een talud. Dat is een schuin aflopend stuk van de bodem. De vangkansen zijn hier veel groter dan wanneer je op een vlak stuk bodem gaat vissen. Zorg er daarom voor dat je goed weet wat de contouren van de bodem zijn voordat je er gaat vissen. Dit kun je doen met een dobber in combinatie met een peilloodje, of met een dieptemeter. Wanneer je deze niet hebt kun je ook inwerpen en vervolgens tellen hoe lang het duurt voordat je de bodem raakt. Vervolgens haal je een meter of twee binnen en doe je hetzelfde. Raak je hier de bodem sneller dan is het daar dus minder diep en zit je bij een talud.

Tip 10: Pas je materiaal aan op de situatie

Voor het lichte feedervissen zoals op kleine vijvers kun je het beste een zeer lichte feederhengel gebruikt. Dit wordt ook wel een winkckle picker genoemd. Dit zijn lichte feederhengels met een lengte van onder de 3 meter en een laag maximum werpgewicht. Met deze lichte hengels voel je iedere aanbeet direct aan en mis je minder vis.

Tip 11: Zorg dat alles klaar ligt

Heb je eenmaal een vis gehaakt en gedrild, dan is het wel zo prettig als je alle visspullen die je nodig hebt bij de hand hebt. Zorg er dus voor dat je hakensteker, schepnet en eventueel onthaakmat klaarliggen zodat je ze direct kunt pakken en niet hoeft te zoeken. Dit scheelt tijd wat uiteraard wel zo prettig is voor de vis. Daarnaast betekent minder zoeken meer tijd om te vissen!

Tip 12: Pas je stek aan op de het weer en jaargetijde

Deze tip is vooral van toepassing op groot water met veel diepteverschillen. De vis houdt zich graag op in warmer water als het koel is (winter, voorjaar) en in kouder water als het echt warm is (hoogzomer). In jaargetijden dat het water nog koud is zoals in de winter en het voorjaar, zal de vis zich sneller begeven in ondiep water als het zonnetje schijnt omdat het daar snel opwarmt. Is het een sombere dag dan zitten ze wellicht juist diep omdat het ondiepe water dan juist harder afkoelt.

Wanneer het hoogzomer is en de watertemperaturen stijgen zal vis zich ook eerder in dieper water begeven omdat daar de temperatuur lager is.

Tip 13: zet de top niet te strak

Bij het feedervissen is de top de beetindicatie. De lijn zorgt er voor dat je top beweegt zodra er vis aan je haak zit. Dit betekent ook dat de top de weerstand bepaalt die vis voelt. Zet je top daarom niet te strak maar zorg er voor dat er maar net wat spanning op staat zodat de vis minimale weerstand voelt. Uiteraard de top wel goed in de gaten houden en eventueel voorzien van een paar topbellen zodat je ook een geluid hoort wanneer je top bweegt.

Tip 14: Vervang regelmatig je haken

Met name wanneer je in rivieren vist kan er nogal wat steen op de bodem liggen. Helaas worden onze haakpunten hier snel bot van wat er vervolgens voor zorgt dat de vis minder snel geprikt wordt. Zorg er daarom voor dat je je haken regelmatig vervangt voor nieuwe modellen. Wanneer je de haakpunt zonder dat ie in je nagel prikt over je nagel kunt trekken, is deze eigenlijk aan vervanging toe. Je kunt haken slijpen met een hakenslijper, maar zo scherp als nieuwe haken krijg je ze er helaas niet meer mee.

Tip 15: Maak niet al je lokvoer in een keer aan

Deze tip is vooral voor in de zomer erg belangrijk. Nog te vaak maken feedervissers direct bij aankomst (of thuis al) een hele bak met voer aan. Door de warmte en de zon droogt dit echter uit waardoor je halverwege je sessie de helft kunt weggooien. Zonde van je geld! Ook kun je je voer niet meer aanpassen als je besluit dat het wat minder vochtig moet. Maak daarom altijd steeds kleine beetjes aan en bewaar het in een dichte aasbak.

Tip 16: Gebruik een zeef voor je lokvoer

Na het aanmaken van je lokvoer kun je dit het beste eerst nog even door een zeef halen om er zo klontjes en grotere stukken uit te halen. Dit zorgt er voor dat je een fijn lokvoer krijgt. Zodra dit in het water komt zal het zorgen voor een wolk van geur- en smaakstoffen dat veel vis aantrekt. Omdat er geen grotere stukjes in zitten zal er echter niet echt voer op de bodem liggen dat ze kunnen gaan azen. Behalve jouw haak met aas natuurlijk... !

Tip 17: Voeg het laatste water als laatste toe

Toch nog een tip voor het maken van je grondvoer. Veel vissers maken het grondvoer aan met water en gooien er nog allerlei zaken doorheen. Dit kunnen particles zijn zoals maïs, maar ook geknipte wormen, maden of flavours. Hier zit ook allemaal nog vocht in dat je voer dus natter maakt. Houdt hier rekening mee; je zult niet de eerste zijn die na het toevoegen van deze ingrediënten met een veel te natte mix staat.

Tip 18: Plaats een bead/stoppertje bij een stalen hoekafhouder

Hoekafhouders zijn er in zowel kunststof als staal. Bij het gebruik van laatstgenomede loop je het risico dat het staal de knoop beschadigd als deze tegen je wartel aankomt. Plaats daarom altijd een stoppertje tussen de hoekafhouder en de wartel van je hoofdlijn om er zeker van te zijn dat je lijn niet beschadigd kan raken.

Tip 19: Gebruik wartellood als er voldoende voer ligt

Als je al enige tijd aan het vissen bent op de zelfde stek en je de ene vis na de ander er uit trekt, is niet altijd noodzaak om de voerkorf bij iedere inworp weer helemaal te vullen. Daarnaast geeft het neerkomen van een korf nogal wat impact op het water wat de vis kan wegjagen. Daarom is het aan te raden om de voerkorf te vervangen voor een wartelloodje op het moment dat je hem niet vult. Je jaagt dan minder vis weg. Wil je toch nog wat voeren, dan kun je ook overwegen om te wisselen voor een kleine korf.

Tip 20: Positioneer je hengel hoger als je last hebt van stroming

Deze tip is met name nuttig voor het feedervissen op grotere rivieren zoals de Ijsel, Rijn en de Maas. Daar raden we sowieso het gebruik van een gevlochten lijn aan (zie tip 6) maar het kan ook veel schelen of je je hengeltop hoger positioneert. Wanneer je dat doet loopt er minder lijn door het water en heeft de stroming er dus minder grip op. Dit staat in contrast met het advies dat we in tip 4 geven, maar in dit geval is een diagonale positie van je hengel toch aan te raden.

Tip 21: Gebruik speciale feeder wartels

Hiermee zorg je er niet alleen voor dat je onderlijn goed vast zit, maar kun je ook nog eens zeer eenvoudig wisselen van onderlijn (zie tip 5). Daarnaast voorkomt de tonwartel dat je lijn gaat draaien en kinken. Ze zijn bovendien extra slank en toch erg sterk.

Met deze tips kan het niet anders dat je de volgende keer als je gaat feederen meer vis vangt! Weet jij nog meer tips? Meldt ze dan hieronder.

Lees ook:

Feedervissen in het voorjaar
Vislijn voor het feedervissen
Feeder montages
Zo kies je de juiste feedermolen voor jouw situatie

Volg ons ook op